Tony ‘bleep’ Beets

De weg naar Valdez is een one-way road. Helaas regent het  nu weer dus de kans om meer te zien dan op de heenweg is er niet. We rijden de watervallen en de Worthington Glacier dan ook zonder stoppen voorbij en puzzelen even met de route, de bedoeling is Tok en vandaar naar Dawson maar mijn lover wil graag de Trans Alaska Pipeline zien. Dat is eerst de andere kant op richting Delta Junction, dan Tok en Dawson. Wat is 150 kilometer omrijden als we alle tijd hebben?! ? Dit plan, richting Dawson, baart ons wel een beetje zorgen want we gaan de Top of the World Highway nemen. Deze start in Chicken en is 120 kilometer onverhard. Tel daar de 100 overwegend onverharde kilometers van Tok naar Chicken bij op en we zullen ruim 200 kilometer lang schudden. Dat is op zich nog te doen maar als het regent verandert deze ‘gatenkaas’ (kuilen en bulten ontstaan door het smelten van de permafrost) die voornamelijk bestaat uit kiezels en leem in een grote modderpoel en dit is voor onze camper, die geen 4×4 is, misschien te heftig! ? Het advies wat we hebben gekregen is: ‘Ga vooral NIET als het regent!’

Maar nu eerst op weg naar de pijplijn en ongeveer 30 kilometer voor Delta Junction kom je er dichtbij. Ik heb niet zoveel met techniek maar om naast een stuk van deze 1287 kilometer lange pijplijn te staan maakt wel indruk.

Verdere details over deze pijplijn staan al in het vorige verslag (verrassend Valdez).

Ongeveer een maand geleden waren we ook in Delta Junction en stonden toen op een super mooie campground aan het water, een half uur buiten het dorp. Het is al rond 19.00 uur, we hebben geen puf om verder te rijden en de vorige keer zagen we dat je bij de bibliotheek kan overnachten. En niet onbelangrijk: ze hebben daar internet. Bij de plaatselijke snackbar halen we een kippetje met friet, onze zaterdagavond kan niet meer stuk! ? Heel de weg hier naar toe zit ik er al aan te denken en tijdens het eten begin ik er voorzichtig over. ‘Zouden Pete en Dutchess nog in Tok zitten?’ ? Mijn lover kijkt me aan en zegt; ‘Ik ken helemaal geen Piet! Wie is dat dan?!’ Na mijn uitleg dat het geen Piet maar Pete is begrijpt ie het en antwoord; ‘Die zal toch wel weg zijn mag ik hopen!’ Pete (goudzoeker) en Dutchess (hond) heb ik ontmoet in Tok, daar stonden ze, samen met een heleboel spullen, te wachten op een lift naar Chicken, zie ‘Alaska Highway’. Ik heb nu mijn verhaal zover en maak het af : ‘Als, en ik zeg als, hij er morgen nog staat dan kan ie mooi met ons meerijden nu we toch naar Chicken gaan! ?? Mijn lover kijkt me aan en begint, ‘Oh ja, hoe wil je al die zooi van hem meenemen, je bent echt niet goed!’ ? Ik moet om hem lachen want weet inmiddels ‘blaffende honden bijten niet’ en opper dat we dan gewoon alles op het dak vast sjorren. De volgende ochtend rijden we door een regenachtig en stil (zondagmorgen) centrum richting Tok. Als we daar aankomen rek ik mijn nek en kijk: Pete zit er niet meer! ?

We rijden langs de campgrounds, benzinestations en verlaten panden en zetten koers naar Chicken. Eigenlijk wel een leuke grap die Engelstaligen niet begrijpen want bij hen zegt een kip ‘clock’.

De afgelopen dagen hebben we de weersvoorspelling in de gaten gehouden en die geeft droog weer op. Bij de afslag richting Chicken gaat het los: de weg wordt slechter.

Langzaam rijdend en de kuilen ontwijkend gaat het gestaag verder. Gelukkig is het niet druk op de weg, we halen hooguit 50 op de teller en hobbelend van links naar rechts rijden we Chicken in. Een plaats met ‘s-zomers 30-50 inwoners, in de winter hooguit 15. Het heeft de grappige naam Chicken omdat de vroegere goldminers de naam van de lokale vogeltjes, Ptarmigan, niet konden uitspreken.

Telefoon en internet, als het al lukt, alleen via de satelliet, maar wel een half uur per dag gratis. Geen televisie en geen flush toilet.

Drie primitieve campgrounds, een echte kroeg en een goudmijn waar gewerkt wordt. We parkeren de camper en wow, we zijn terug in een vorige eeuw. Voor het café zitten een paar mensen en als we uitstappen gaat in mijn verknipte brein de muziek van Ennio Moricone – the good, the bad and the ugly – spelen.

De stof die is opgewaaid door onze hut dwarrelt neer en daar staan we: the Dutchies are in Chicken! Op het terras gluurt een kerel van onder zijn cowboyhoed naar ons en een hond scharrelt voorbij.

Mijn lover gaat met zijn camera in de weer en ik steek aarzelend mijn hand op naar de kerel. Er is een klein souvenirwinkeltje bij de kroeg waar ik rond kijk. Niemand te zien en even later vind ik de verkoper op het terras bij het café. ?
Op onze vraag tot hoe laat ze vanavond open zijn is het antwoord, ‘I don’t know, somewhere after midnight, we are open as long as there are people….’ ? We gaan eerst maar een plekkie zoeken en dan zien we wel verder. De goudmijn mogen we niet in want die is verboden toegang. Verderop staan er een paar mensen bij de rivier met een zeef te draaien waar zand en kiezels in liggen….en misschien wel goud. ?

Een paar plaatsen naast ons staat een Duits stel met een huurcamper. Zij hebben vandaag de Top of the World gedaan en volgens hen is het, ook voor onze camper, goed te doen.

De volgende morgen gaan we al vroeg op pad want het zal een lange dag worden. Omdat we Canada weer in gaan zetten we de klok vast een uur vooruit. De zon schijnt uitbundig en mijn lover maakt nog snel wat foto’s van een dredge. Vaak rij ik op dit soort ritten zodat hij kan fotograferen.

De weg gaat omhoog en de uitzichten zijn super mooi. De onverharde weg heeft kiezels, los zand, gaten en scheuren. Harder dan 30 kilometer halen we niet eens! ?

Ook nu is het rustig met af en toe een tegenligger die zwaait. Verbazend want zoals de ‘camperaars’ in Europa naar elkaar de hand opsteken zie je dat hier niet. Het zal dus een soort herkenning van gekte zijn: ‘Ook zo moedig om te kijken of je camper het hier gaat houden?!’ ? Na twee uur hobbelen zie ik een mooie stop bij de rivier, even de stoeltjes eruit en ontspannen want jemig wat een tocht.

Mijn lover neemt het volgende stuk voor zijn rekening maar ontspannen ernaast zitten is niet mogelijk want we moeten continue opletten waar we rijden. Ongeveer 15 kilometer voor de grenspost is er asfalt! De Amerikanen en Canadezen zitten voor de verandering eens bij elkaar in plaats van een paar kilometer niemandsland ertussen en ook hier komen we weer verrassend snel de grens over.

Met onze paspoorten loopt de beambte even naar binnen en zegt vervolgens; ‘Welcome back in Canada!’ De zon is inmiddels weg en een vette bewolking hangt boven ons. Op de top bij het bord van de Highway lunchen we iets, het inmiddels door het tijdverschil al 14.00 uur en we zijn terug in de Yukon.

Overal waar we kijken zien we bossen, besneeuwde bergen in de verte, de rivier de Yukon beneden ons en nergens een huis te bekennen. De Yukon en Alaska hebben mijn hart gestolen en als we op een gegeven moment een stuk grond zien met een grandioos uitzicht fantaseer ik in gedachten; ‘Hier zou mijn B&B moeten staan.’ ? De weg loopt naar beneden en in de diepte zien we Dawson City liggen. Om daar te komen moeten we met een veerpontje de Yukon over. Dit gratis pontje vaart dag en nacht. Voor ons staat een huurcamper met een stel er naast, ‘Dat zijn Nederlanders, wedden!’ zegt mijn lover en inderdaad: het klopt. Soms is het zo grappig om landgenoten direct te herkennen. De man met sokken en sandalen en de vrouw de tas gekruist over de borst(en). ?

Het pontje moet hard werken op de snel stromende rivier. Aan de overkant ligt een ponton met duwboot, ‘Die is volgens mij van Tony Beets van Goldrush.’ roept mijn lover. Tijdens de overtocht moet iedereen in de auto blijven zitten en hij wenkt naar de pontmedewerker en vraagt of dat ding inderdaad van Tony is. De medewerker knikt bevestigend, ‘Hij was hier gisteren nog aan het werk.’ Dat is toch wel een dingetje hoor die serie Goldrush.

Voor degene die het niet kent, het gaat over goldminers en wordt uitgezonden op Discovery. Stoere mannen die in de wildernis van Alaska en de Yukon op zoek gaan naar goud. Natuurlijk gebeurt er van alles: materiaalpech, het geld is bijna op, onderlinge ruzies, winters die te snel komen en goud wat niet gevonden wordt, maar uiteindelijk komt alles goed! ? De serie is ondertiteld en gelukkig maar want er wordt zoveel in gevloekt dat je vaak alleen maar ‘bleep, bleep, bleep’ hoort. ? Een van de hoofdrolspelers is een kerel uit Friesland die hier al zeker 35 jaar woont en een flink fortuin heeft gemaakt met goud zoeken. Vanaf de pont komen we gelijk in Frontstreet, de hoofdstraat van Dawson en zo op de maandagavond is het een stille bedoening.

Een groep motorrijders staat voor de supermarkt en een aantal ouderen met een linnen tasje van de Holland Amerika Line zit een ijsje te eten. Als we de supermarkt in schieten spreken twee van de motorrijders ons aan, het zijn Nederlanders, ze hebben hier een motor gehuurd en zijn met een groep Canadezen op pad. Op de weg hier naar toe zaten ze achter ons en hebben een foto genomen van de camper. Enthousiast vertellen ze dat ze nog een Nederlands kenteken hebben gezien en die staat hier verderop geparkeerd. ? We zijn uiteraard nieuwsgierig, wandelen naar de plek en daar staat ie! We zijn onderweg nu pas twee keer een Nederlands kenteken tegengekomen (tegenovergestelde richting) maar dit zijn de eerste die we kunnen spreken! En dat in meer dan een jaar! Benieuwd naar hún avonturen. We zien hun camper staan en de deur is open: ze zijn er! We babbelen en als we horen dat je op deze plek gewoon mag overnachten haalt Roel de camper op bij de supermarkt en met een beetje inschikken staan we ook.

Vanmorgen hadden we al besloten om na de lange rijdag uit eten te gaan en we lopen door het centrum op zoek naar een restaurant. Na het ‘verslinden’ van een vissie (Roel) en een cheeseburger (ik zei het varkentje ?)  verzuchten we dat we dichtgroeien en nemen ons voor om binnenkort te gaan minderen.

‘Maar eerst ga ik hiernaast een lekker ijsje halen’! roept mijn lover uit. We nemen het kleinste ijsje maar dat is voor onze begrippen nog reuze! ?

Het is lekker weer en we ploffen buiten op het terras neer. Naast ons komt een kerel zitten en terwijl zijn vrouw ijsjes haalt zeg ik: ‘Volgens mij zijn de doggies niet blij dat jullie híer zitten!’

Hun auto staat namelijk schuin tegenover ons en twee hondjes blaffen zo hard mogelijk om aandacht te trekken. ? En zoals zo vaak al gebeurd is komt nu ook weer de vraag waar we vandaan komen want ik heb zo’n grappig accent. We’re from the Netherlands.’ De man zegt; ‘Okay, nice! A friend of mine comes from the Netherlands, his name is Tony Beets.’ ? WTF zei ie nou Tony Beets?! ? Mijn lover lijkt als door een wesp gestoken en buigt naar de man toe. ‘You mean: Tony from Goldrush??’ De man eet zijn ijsje en knikt; ‘Yep, that’s the guy.’ Daar moeten we meer van weten! ? De man, Alex, is ook een goldminer en heeft een stuk verderop een mijn. Hij kent Tony goed en als hij ziet hoe enthousiast we zijn vraagt ie hoe lang we in Dawson blijven. ‘Ik weet het zeker, Tony zal het prachtig vinden om Nederlanders te ontmoeten!’ We wisselen email adressen uit en hij gaat contact met Tony zoeken. Opgewonden lopen we terug naar de camper, ‘Stel je voor, wij gaan op bezoek bij Tony!’ roept mijn lover uit.

Met de Nederlanders naast ons hebben we een gezellige avond en de volgende morgen gaan we Dawson verkennen.

In 1896 werd goud gevonden in Dawson City (bij de Bonanza Creek). Er brak een goudkoorts uit die leidde tot een grote Goldrush. De stad groeit van kleine plaats in de wildernis uit tot een metropool met ongeveer 30.000 inwoners.
De goudzoekers (miners) kwamen via de Inside Passage aan in Skagway en staken vervolgens de Chilkoot pas (53 kilometer) over. Aan de andere kant van de pas werd dan een vlot/boot gebouwd en zakte men de Yukon rivier af tot in Dawson City. Het alternatief was via de monding van de rivier een 3000 kilometer lange dure tocht met een radarboot.

Het centrum bestaat uit een aantal langgerekte straten en aan de oude gebouwen te zien authentiek maar ook hier weer heel veel leegstand.

Begin van de avond komt er bericht van Monique, de vrouw van Alex. Als we morgen zin en tijd hebben kunnen we naar Tony! ? Terwijl mijn lover door de camper springt van vreugde, ‘Yes, wij gaan naar Tony!!!’, spreken we af om vanavond een wijntje met hen te doen bij restaurant Klondike Kate. ‘s-Avonds merken we het ook weer, je vind hier toeristen of goldminers. Andere smaken zijn er niet. Alex kent een hoop mensen en het is leuk om zijn verhalen te horen over winnende of verliezende goudzoekers. We spreken voor morgen af bij de bakery en zullen achter hen aan rijden naar Tony. ‘It’s a though road but your car can do it.’ stelt Alex. ? Het zal een rit van ongeveer twee uur worden met een tussenstop bij een andere mijn waar hij olie moet afleveren. Al vrij snel slaan we een onverharde weg in en wordt het opletten om de kuilen en scherpe stenen te ontwijken.

Het stel rijdt voor ons en de stof van hun pick-up waait alle kanten op. Langs de kant staat soms allerlei equipment van andere mijnen hier in de buurt.

Ook de mijn van Parker Schnabel, de concurrent van Tony in Goldrush is dichtbij.

De bochtige weg gaat hoog en laag om uiteindelijk bij de tussenstop aan te komen waar vier grote honden ons luidruchtig begroeten.

Op tv hebben we de kampen van de goudzoekers gezien maar in het echt is het groter en ‘luxer’. In dit kamp wordt door 35 man naar goud gezocht. Er is een klein bijzonder kerkhof naast waar we even kijken.

Als we teruglopen naar de auto’s zien we een vrouw zitten, het is de kokkin/werkster. Ze zit buiten een sigaretje te roken en we maken een praatje. Van april tot en met september is ze hier, kookt en maakt schoon voor de mannen. We vervolgen onze weg en het begint te regenen. Gelijk is dit aan de weg te merken want de hut glibbert en af en toe slippen we door. ? Het laatste stuk is het ergst, flinke klimmen en dalen en we komen maar net boven. ‘Ik weet niet of ik dit nog leuk ga vinden op de terugweg!’ zucht mijn lover terwijl ie behendig de kuilen ontwijkend boven en beneden komt. Eindelijk zijn we er, dit is echt groot, overal staan caravans en portacabins opgesteld, bij één met een bordje ‘office’ parkeren we. Aan de klompen te zien zijn we op de juiste plek. We denken dat de zak dubbelzoute drop die we hebben meegenomen wel in goede aarde zal vallen.

Stoere mannen rijden in grote vrachtwagens voorbij, een cameraploeg is bezig met opnamen en we kijken onze ogen uit terwijl we daar wachten.

Dan komt Alex aanlopen en roept; ‘He’s on his way! Look out!’ Hij wijst in de verte waar een zandstorm snel naderbij lijkt te komen. Een zwarte pick-up komt aangescheurd, maakt een scherpe bocht net voor ons langs en in een grote stofwolk zien we hem uitstappen: Tony Beets! Precies zoals in de serie: slanke vent, stoere laarzen, overhemd aan de bovenkant los open, wild haar en een lange baard. Pretogen kijken naar ons, ‘Ik hoop niet dat ik jullie heb laten schrikken!’ zegt ie in het Nederlands met een Fries accent. Zijn taal schakelt continue van Nederlands naar Engels en bijna iedere zin heeft het woord fuck erin. ? We babbelen over van alles: onze reis, Nederland, Goldrush en zijn dochter die afgelopen zaterdag is getrouwd. Voor die gelegenheid heeft ie voor het eerst een pak aangetrokken. ? Als Alex hem vertelt dat er een dredge over te nemen is klimt ie gelijk in de telefoon om die persoon te bellen. ‘Why doesn’t he answer his fucking phone!’ roept ie luid als er niet opgenomen wordt. En echt zo gaat het de hele tijd.

Er komt iemand binnen van de cameraploeg; time for action en Tony moet er vandoor. Hij legt ons nog snel uit dat zodra hij geroepen wordt hij ook direct moet verschijnen. ‘Maar WTF ik krijg 25.000 dollar per aflevering!’ buldert ie van het lachen.

Wij rijden met Alex en Monique het terrein op om het te bezichtigen. Het is super indrukwekkend en bijzonder om dit van zo dichtbij te kunnen zien. In een klein meertje ligt de dredge, een 80+ jaar oude baggermolen die ook voor de goudwinning wordt gebruikt en waar Tony het afgelopen jaar mee aan het sleutelen is gegaan.

Mijn lover vind het geweldig, hij fotografeert van alles en zelfs de drone gaat de lucht in. ?

Dan gaan we aan de terugreis beginnen. Door de regen is het spekglad geworden en op één heuvel moeten we drie keer een aanloop nemen wil de hut boven komen.

Het is veel erger dan op de heenweg en de modder spat alle kanten op. Eindelijk zijn we eruit en terug in Dawson: het is 20.00 uur! We gaan met zijn vieren naar Diamond Tooth Gertie’s Gambling Hall, genoemd naar de beroemde danseres Gertie Lovejoy uit de Goldrush periode die een diamant tussen haar voortanden had.

Als we binnenkomen verrast de ontspannen sfeer ons, het is bomvol en de dames op het toneel voeren een wervelende dans uit. Het unieke van dit casino is dat je er kunt eten, drinken, gokken en tegelijkertijd een show kan kijken.

We eten een prima maaltijd in het restaurant waarna Alex en Monique naar de pokertafel gaan. Ik hoor de Black Jack tafels al roepen naar deze verslaafde ? en ga op zoek naar een plekkie. Het is weer een vertrouwd beeld zoals in Las Vegas: mijn lover aan de éénarmige bandiet en ik aan een speeltafel, waar ik met drie goudzoekers en twee stoere houthakkers uit Alaska zit! ? Die beiden iets teveel bier op hebben en flink baldadig zijn maar de stemming zit erin. Op een gegeven moment heeft de één Black Jack en slaat met zijn armen om zich heen, pats daar gaat zijn glas bier (halve liter) over de tafel en alle kaarten zijn doorweekt, zelfs de bak met fiches van de croupier. ? Tijd om een andere tafel op te zoeken.

Ik ben best iets gewend in casino’s maar het is verbazend hoeveel geld hier door de goudzoekers wordt ingezet. Het is ook wel een beetje ‘haantjesgedrag’ want de één voor de ander wil indruk maken en de stapels fiches vliegen over tafel. Ondertussen dansen de dames op het toneel verder en voeren hun show op. Later als we buiten lopen zegt mijn lover; ‘Dit is echt zo’n ouderwets gezellig casino, waarschijnlijk zoals het tig jaar geleden ook was!’ Helemaal terug naar de periode van het ontstaan van de Goldrush gaat het echter niet want Gertie’s is pas in 1971 geopend. Het is wel het oudste casino van Canada.

Het regent de volgende morgen, we zijn lui, ruimen wat op en lopen dan naar de bakery voor iets lekkers. Daar pingt mijn telefoon, het is Monique: ‘We hebben vrienden over en Alex gaat vanmiddag met hun naar zijn mijn. Hebben jullie ook zin om mee te gaan?’ Wat een mazzelaars zijn wij toch, kunnen we vanmiddag weer mee! ? De mijn van Alex is totaal anders dan die van Tony. Hier moet eerst 240 voet/80 meter toplaag zonder goud afgegraven worden voordat het echte ‘zoeken’ kan beginnen. Het is zeer indrukwekkend hoeveel werk er verzet moet worden, het meeste met trucks waarvan de wielen meer dan manshoog zijn.

De salarissen zijn er dan ook naar, het zijn maar vijf maanden dat hier gewerkt kan worden want de rest van het jaar zijn de omstandigheden winters. Een goede monteur verdient 240.000 dollar (160.000 euro) per jaar, een truckrijder krijgt 35 dollar per uur. Na de mijn bezoeken we ook nog een andere dredge, #4, die hier het hele dal doorgeploegd heeft voor hij aan het einde met pensioen kon en een museum werd.

Terug in Dawson nodigen we onze nieuwe vrienden uit voor een etentje om te bedanken voor de fantastische belevenissen. We spreken tijd en restaurant af en lopen nog een rondje door het centrum. Ik sprak met Alex over een B&B en nou ja….kijken wat er zoal te koop staat kan geen kwaad. ? Mijn lover loopt zuchtend mee en somt van alles op zoals: denk aan de lange winters, hoeveel toeristen komen hier en het stikt van de muggen. Bij het zien van deze bouwval schudt ie lachend zijn hoofd en roept; ‘Ik hoor het de makelaar al zeggen, prima paleisje voor de klusser!’ ?

Hij heeft goede argumenten, is gelukkig veel zakelijker dan ik maar ziet het helaas totaal niet zitten om hier te wonen. ? ‘Misschien een soort LAT relatie als ik hier toch iets begin….’ sputter ik nog wat. ?? Hij vind het allemaal heel grappig, ‘Ik wens je veel succes met die bizarre winters en kom je in de zomer wel opzoeken!’
Met zijn vieren eten we in een klein Grieks restaurant

en doen daarna een drankje bij Gertie’s waar we ook weer een gokje wagen….what else! ?
Vrijdag regent het voor de verandering, na een laatste bezoek aan de bakery verlaten we Dawson en zetten koers naar Whitehorse. Als we net buiten het centrum een carwash zien spuiten we gelijk de hut schoon want wat is ie vuil geworden op de rit naar Tony!

We hebben de Top of the Highway gehad maar er is nóg een verschrikking namelijk de Dempster Highway! ? Deze verbindt de Klondike Highway in de Yukon naar Inuvik in de Northwest Territories en sinds een half jaar ook met de Arctic Sea. De weg is 736 kilometer lang en totaal onverhard, met zomers twee veerboten die twee rivieren overbruggen. Leuk te weten dat je ’s winters gewoon op het ijs de rivier over rijdt. Wat moeten ze er zo hoog? : gas en olie. In deze wildernis wonen weinig mensen maar er is zeer veel wildlife. Alex en Monique hebben ons dit echt afgeraden, ‘Don’t do it with your RV, it won’t survive!’ Als we bij de afslag komen gaan we twijfelen want we hebben toch ook de rit naar Tony overleeft….? ‘Misschien een stukje proberen?’ oppert mijn lover voorzichtig.

‘De komende 800 kilometer geen ambulance en geen brandweer.’

Ik vind het best want wat is er mooier dan een stel grizzly’s te kunnen spotten. Bij het bord gaan we opgewekt met een schone camper op de foto en dan gaat het avontuur beginnen. Gelijk al is de weg slecht en buiten de kuilen en scheuren door de regen ook spekglad.

We rijden bijna stapvoets (25 kilometer) en de hut glijdt van links naar rechts. ‘Het lijkt alsof we in de diepe sneeuw rijden!’ zegt mijn lover. We turen naar buiten en zien de regen neerkletteren. ‘Ik keer om, de beren komen met dit weer toch niet tevoorschijn, gekkenwerk deze weg!’ roept ie en waar het kan keren we. Terug bij het begin van de weg stoppen we en OMG wat ziet de hut er weer uit: 40 kilometer Dempster modder zit erop!

We mopperen er lachend over, vinden weer een carwash en zetten opnieuw koers naar Whitehorse. Deze weg is in ieder geval verhard maar zeer hobbelend en we schieten de éne na de andere wegopbreking met grind in.

Op een gegeven gebeurd waar we al die tijd bang voor zijn: een tegemoetkomende reuze-camper met aanhanger zwiept zoveel grind op, het lijkt een mitrailleursalvo op de ruit, en we hebben twee barsten en wat kleine pitten. ?

‘WTF, die vent reed als een dwaas!’ Maar hij was al weer weg. We overnachten in Pelly Crossing op een camping die failliet is.

‘Zie je nou, hoeveel het er niet halen!’ zegt mijn lover….Ik zeg niets maar in gedachten geef ik hem gelijk.

De volgende dag rijden we Whitehorse in, het is zaterdagmiddag en op een pleintje staat een stand van een ‘glasboer’. De jongen bekijkt de ruit, ‘I can do it, 20 minutes and it’s as new! ? Lucky us!

 

4 antwoorden op “Tony ‘bleep’ Beets”

  1. Oei, dit is wel het echte ruige Canada sfeertje, heerlijk om te lezen en wat een ervaringen! Goeie voortzetting van jullie reis!

  2. Ik vind het wel knap, hele slechte wegen en dan alleen een beetje ruitschade. Geen lekke banden, geen opgeblazen motor. Hoe blij kan een kind zijn, als hij zijn idool in het echt kan zien en spreken.Doe voorzichtig en have fun

Laat een antwoord achter aan PJ van Konijnenburg Reactie annuleren

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *